Gister was de Binnenmaas Triathlon, die ik hier vorig jaar ook al heb omschreven als ‘de moeder aller triathlons’ voor mij. Het is niet alleen zo dat ik er zelf mijn eerste deed, in 2011 (hé, m’n eerste triathlonlustrum!), maar ook zag ik er, jaren eerder, mijn eerste triathlon van dichtbij, als supporter. Manlief, afkomstig uit de Hoeksche Waard, doet er namelijk al vanaf het begin mee, als het maar enigszins uitkomt.
We weten het niet helemaal zeker, maar het zou kunnen zijn dat die eerste keer als toeschouwer meteen in 2002 was, toen we elkaar net kenden. Ik herinner me er vooral van dat het afgrijselijk weer was en dat ik het steenkoud kreeg, maar ook wel dat het leuk was. Wat me opviel was hoe breedgeschouderd de snelle mannen waren: als je gewend bent aan fietsers, puilt dat zwem-bovenlijf over het fietsframe heen.
Ik kan ‘m helaas online niet vinden, maar op de Ironman-reclameposter die overal in Vichy hing stond ook weer zo’n breedgeschouderde, strakke macho superman, en dan denk ik nog steeds: da’s niks voor mij, die sport, zo ben ik niet. Maar toen in Binnemaas zag ik: er doen ook redelijk normale stervelingen aan mee, zoals mijn eigen nieuwe liefde. Ik heb toen in 2002 zeker niet gedacht ‘dat ga ik ook doen’, want toen waren dat zwemmen en lopen nog mijlenver van mijn bed. Maar wel heeft Binnenmaas toen ergens een positief zaadje gezaaid.
Enfin, dit jaar kwam-ie natuurlijk te kort op vorige week. Mijn hoofd zou er niet naar gestaan hebben, want dat is nog vol van vorige week. Lichamelijk had ik er wel aan mee kunnen doen, zeker aan de 1/8e. Mijn herstel gaat wonderbaarlijk goed. Ik had het er vrijdag met masseur Marcel over, tijdens zijn speciale Ironman-behandeling van vrijdag (dank je wel!): hij vond in mijn lijf al niet meer zo veel sporen terug van zondag. Hij was het eens met wat ik zelf al had bedacht: mijn schouders en nek hebben door het urenlange meewiebelen tijdens het lopen al kunnen herstellen. Dat een deel alweer herstelt tijdens de wedstrijd, dat heb ik nog nooit zo ervaren. Op de fiets voelde ik het ook al aan mijn armen. Wonderbaarlijk.
En wat Marcel ook zei, heel logisch maar ik had het niet zo voor ogen: die topvorm is er ook nog gewoon. Alles was gericht op vorige week zondag en de vorm gaat onherroepelijk weer inzakken, maar hij is niet ineens weg. Dus herstel ik ook nog op topvormniveau. Enige wat echt een beetje gevoelig is nog is de nagel van mijn rechter grote teen. Die heeft klemgezeten, zo’n typische loperskwaal, en die krijgt al interessante kleuren:
Enfin, ik heb donderdag een klein stukje meegelopen bij de club, in dat mooiste shirt van de hele wereld, en dat ging goed en het was erg leuk, met zoenen, knuffels, felicitaties en zelfs applaus. Beetje last van de binnenkant van m’n knieën nog, maar dat is nu ook weg. Gister naar de Binnenmaas toegefietst, ging ook lekker. Maar niet om mee te doen, dus – als vrijwilliger. En een klein beetje om manlief aan te moedigen. Helaas moest ik een hesje aan over het mooiste shirt van de hele wereld:
Ik vind dat je, als je veel sport, ook af en toe vrijwilliger moet zijn, want zo doe je iets terug en alle organisaties van dit soort evenementen hebben moeite om genoeg vrijwilligers te vinden, dus je maakt het doorgaan van je favoriete evenement ook mogelijk zo. Ik snap ook wel een beetje waarom vrijwilligers niet staan te springen, want ik heb het gister graag gedaan en het heeft zeker leuke momenten, maar – oef.
Het was sowieso best pittig, ik heb van 10 tot 4 bijna non-stop gestaan (ik zei al: zelf meedoen is minder zwaar), je hebt er eigenlijk ogen in je rug voor nodig, maar je moet bovendien behoorlijk wat lompheid incasseren. Ik was oversteek-regelaar, dus ik stond op twee verschillende plekken waar gewone mensen (publiek, bezoekers van het recreatie-oord en mensen van de erachter gelegen hockey-club) het parcours mogen oversteken – als er niemand aankomt.
Nou, vooral op die eerste plek ben ik vaker toegesnauwd en uitgescholden dan bedankt, en ik heb soms best pittig moeten ingrijpen omdat mensen echt nergens rekening mee houden. Als je naar links kijkt, glippen ze langs je rechterkant en anderen negeren je straal. Sommigen zijn een beetje van de wereld, die kunnen er niet zo veel aan doen, maar, uhm, nouja, al m’n vooroordelen over hockeyers zijn gister bevestigd, zal ik maar zeggen.
Wat me ook opviel is hoe respectloos mensen zijn tegenover de achterhoede: er moesten nog fietsers binnenkomen, maar dan zien ze er kennelijk geen enkel probleem meer in om op het fietsparcours te gaan staan om naar ‘hun’ loper te kijken, soms met kinderwagen en al. In één geval ging mijn collega van de overkant erachteraan, toen schoof die kerel welgeteld drie meter op, kon ik ook nog een keer naar hem toe. Dat soort dingen. En dan hoor je ook nog wel eens ‘Ach, schei toch uit trut’.
Dus zo leuk is het niet. Nouja, met een groot deel van de mensen wel, hoor, gelukkig (maar iets vaker ‘dank je wel’ zeggen is welkom), en ook met de vrijwilligers onderling en de vele bekenden tussen de deelnemers. En het was, in tegenstellig tot vorig jaar én 2002, mooi weer; ik ben zelfs verbrand in mijn gezicht (oeps).
En, natuurlijk weer een boel leuke reacties over vorige week, ook van lezers van dit blog, erg fijn! Ook de eerste negatieve, nouja, non-verbaal dan – ik zag mezelf in zijn ogen ineenschrompelen. Want ja, voor sommige triathleten is er dik 15 uur over doen minderwaardig en niet allemaal hebben ze een even groot inlevingsvermogen. Er hebben er vast meer zoiets gedacht, maar dat je dat laat merken is niet zo fatsoenlijk natuurlijk. Pas later bedacht ik wat ik terug had moeten zeggen, op vrolijke toon: ‘Goh zeg, de andere 999 reacties waren positief, dank je wel!’ Maar zo gevat ben ik op zo’n moment niet.
En zo zit ons triathlonseizoen erop. Gister was voor mij een soort methadonshotje na de grote klapper van vorige week: goed voor het afkicken. Manlief was tevreden over zijn kwart, in 2:36:03 (uitslagen) (‘you are a kwart-triathlon-Binnenmaas-finisher’. Onee). Hij had bij het fietsen vlak voor hem een valpartij gezien en daar was hij even bij gestopt om te zien of beide betrokkenen weer op konden staan. Verder was alles probleemloos verlopen. Wel stond er zo’n oversteek-vrijwilliger met een opschepperig Ironman-shirt onder d’r hesje af en toe naar hem te roepen 😉