Afgelopen zaterdag een trainingsfout gemaakt, weet ik achteraf. Ik dacht: één lange duurloop, dat kan nog wel. Het werd 24 kilometer, en dat is voor de halve triathlon veel meer dan nodig is, maar ik werp alvast een schuine blik op de marathon die voor november gepland staat. De eerste 17 kilometer geen vuiltje aan de lucht, sterker nog: hartstikke lekker gelopen, in perfect weer, voor het eerst dit jaar in korte broek, lekker langs de Rotte – genieten. Maarja, toen volgden er nog 7, en daarin ging het licht nogal uit. De laatste kilometers deden ronduit pijn, en nu, dik 50 uur later, voel ik nog steeds van alles in mijn bovenbenen. Oeps. Dat was net iets te veel.
Een paar weken geleden had ik nog 25 prima kilometers gelopen, met juist aan het eind nog wat over. Hoezo dan nu zoveel moeite? Enerzijds was ik denk ik net niet helemaal fit, ik voelde me de hele vorige week wat moeïg, met af en toe wat last van maag en darmen. Niet ziek, maar er was wel iets. Zaterdag was mijn rusthartslag iets verhoogd en het tempo bij hartslag 130 was ook (maar weer eens) lager dan normaal. En die net-niet-fitheid wreekt zich dan na een tijdje. Overigens knapte ik in de loop van zaterdag wel verder op, ik voel me sindsdien weer okee.
De andere verklaring is, denk ik, dat mijn benen niet zo’n zin hebben in hardlopen nu ze ook weer veel aan het fietsen zijn. Sinds het paasthuistrainingskamp heb ik alleen maar tegenvallende looptrainingen gehad, en die spierpijn nu, die voel ik precies in de stukjes been die niks doen bij fietsen. Ik héb zelfs gister nog bijna 3 uur gefietst, en dat ging prima, pijnloos ook. Fietsen, dat willen mijn benen altijd wel, maar dan ook nog lopen… het lijkt soms net alsof ze daar een middelvinger tegen opsteken.
Meer in het algemeen verbaast het mij al jaren dat die benen die op een dag 10 uur en meer hebben gefietst, zo’n moeite hebben met lang lopen. Ik loop nu meer dan vijf jaar hard, en nog steeds zijn die benen meer fiets- dan loopbenen. Dat is ongetwijfeld aanleg en oefening, maar sinds ik het Suunto sporthorloge heb, is een ander verschil voor mij ook heel zichtbaar geworden – een verschil dat ik wel wist, maar nooit zo duidelijk gezien had.
Gister, bij die rustige duurtraining op de fiets, zag mijn hartslag er zo uit:
De dag ervoor, rustige duurloop, zo – zelfde schaal, iets kleinere uitsnede alleen:
Toelichting: de stippellijn is mijn gemiddelde hartslag. Bij het lopen, die onderste, is die 130, en dat is ook mijn streefhartslag bij een lange duurloop. Bij het fietsen ligt die op 117. Dat is een tikje aan de lage kant voor een duurtraining, meestal kom ik net iets hoger uit, op 119 ofzo – waar mijn streefhartslag tussen de 120 en 126 ligt.
Bij fietsen ligt de gemiddelde hartslag dus stukken lager dan de streefhartslag; bij lopen komt die overeen, en is dat gemiddelde dus relatief hoger (en absoluut ook, vanwege de andere sport). Bij fietsen zitten er veel grotere pieken en dalen in, of dalen eigenlijk vooral: bij elke bocht, elke keer stoppen, elke andere manoeuvre, even een keer de rug strekken, enzovoort enzovoort: er is elk ogenblik wel een aanleiding om de benen even stil te houden, en hups, daar dendert de hartslag naar beneden.
Lopen is dus stukken intensiever dan fietsen. Misschien vinden mijn benen dat gewoon lastig?
Maarja, nu zeg ik dus eigenlijk tegen mijn benen: niet miepen, lopen jullie! Oftewel: de kunst is nu om lopen en fietsen met elkaar te verzoenen. Alleen moet ik mijn benen dan niet zo’n grote draai om hun oren geven als afgelopen zaterdag. Meer dan twee dagen herstel nodig hebben, dat is niet goed – want misschien kan ik morgen nog niet eens voluit trainen weer. En dat is dus een trainingsfoutje. Nouja, geen ramp, wel leerzaam.
En die zon en die korte broek, die waren zaterdag tóch erg lekker!