Ik heb net een boek gelezen waarin een lange-afstandswandeling centraal staat: Het zoutpad, van Raynor Winn. Ik kreeg het van twee vriendinnen (los van elkaar) aangeraden toen ik vertelde dat het lopen van een kustpad op de Britse eilanden hoog op onze vakantie-verlanglijst staat. Het gaat dan ook over zo’n kustpad: het South West Coast Path.
Beiden vonden het de moeite waard en raadden het me aan, maar met voorbehoud: ze waren er allebei niet laaiend enthousiast over. Dat snap en deel ik: ik vind het niet heel goed geschreven, waardoor ik de heftige inhoud wel begreep, maar niet voelde. Wel kreeg ik er de wandelkriebels van: heuse Fernweh.
Er zaten bovendien twee draadjes in die ik interessant vond in het licht van het boek dat ik zelf aan het schrijven ben over sporter blijven op leeftijd. (Dat ligt overigens op dit moment bij proeflezers, onder de voorlopige titel ‘Sporter ben je, sporter blijf je’. Ik had hier geloof ik ook nog niet ‘hardop’ gezegd dat de uitgeverij Walburg Pers wordt, hè? Bij dezen!):
- De twee hoofdpersonen, allebei 50+, hebben het aan het begin van het wandelen ontzettend zwaar. Ze wijten dat nogal aan ‘de leeftijd’, zo van: jonge mensen kunnen dit veel beter hebben, wij zelf vroeger ook. Ik zat toen al te denken: dat is niet de leeftijd, dat is de ongetraindheid, de jaren van onvoldoende beweging (en grote stress en zorgen) die hun tol vragen. En dan word je zonder rustdagen bovendien niet beter. Dat zat ik bijna tegen het boek te roepen: neem nou eens een dagje rust. Als je vanuit niets ineens heel veel gaat wandelen, elke dag, krijgt je lichaam onvoldoende kans om te herstellen. In plaats van beter wordt het dan alleen maar steeds moeier.
Ik kreeg gelijk. Ze gaan er op een gegeven ogenblik een tijd tussenuit en merken dan daarna dat ze inderdaad veel sterker geworden zijn en dat het lange wandelen hen ineens veel makkelijker afgaat. Zie je wel: niks leeftijd. Gewoon een kwestie van goed trainen: jezelf prikkelen én rusten. Dan kun je op je 50e nog ongeveer net zo veel als op je 18e. - De man van het stel heeft een ernstige, degeneratieve ziekte, CBD. Hij slikt daar zware medicijnen voor en heeft van de artsen gehoord dat hij het ‘kalm aan’ moet doen en zeker niet al te lang moet wandelen. Al na een paar dagen op het pad stopt hij met de medicijnen, onder andere omdat het zijn geest te veel beïnvloedt. Hij gaat dan door een moeilijke periode, maar voelt zich daarna beter dan in heel lang, met minder pijn. Na de herstart ervaart hij het opnieuw: dat vele wandelen doet hem goed. De artsen blijven er echter maar op hameren dat hij het ‘kalm aan’ moet doen, ze vinden het gekkenwerk wat hij doet.
Die ‘kalm aan’-boodschap, daar komen artsen al gauw mee. Ik begrijp dat wel: ze willen dat je voorzichtig bent. Maar ik vraag me af of het advies wel onderbouwd is. Ik bedoel: ik kan me voorstellen dat er geen onderzoek is naar het effect van elk dag urenlang lopen met een zware rugzak (volledige bepakking voor wildkamperen!) op het verloop van CBD. Misschien is dat echt wel beter dan ‘kalm aan’, wie weet. Of misschien zijn er grote individuele verschillen in wat optimaal is?
De ‘kalm aan’-boodschap horen ouderen ook veel, en als je er gehoor aan geeft, verouder je harder dan nodig is. Daarover gaat straks hoofdstuk 1 van mijn boek.
Marianne, bedankt voor het lenen van het boek!