Paasthuistrainingskamp, editie 3

In 2014 en 2015 deed ik in het lange Paasweekend iets wat ik ’thuistrainingskamp’ noemde. (In 2014 had ik nog geen blog, in 2015 schreef ik er twee stukken over: tijdens en na.) Dit jaar leek dat me ook wel weer wat: de laatste tijd was het zoeken naar regelmaat en structuur in het trainen en het seizoen nadert met rasse schreden. Het leek me fijn om een paar dagen prioriteit te geven aan het trainen. Zeker toen het weerbericht zich zo gunstig ontwikkelde!

Ik kon er zes dagen van maken: donderdag lukte het ook al om overdag wat langer te trainen en morgen komt er ook nog achteraan. Anders dan in die vorige twee jaren heb ik niet alleen maar veel gefietst. Ik had juist behoefte aan een allround programma: de drie sporten én yoga, zowel lang en rustig als kort en hard. Daardoor werden het gemiddeld per dag minder uren dan in die eerdere jaren, maar het was wel leuk en goed. 

Het was wat puzzelen om een goed gedoseerd programma op te stellen, met de trainingen die ik wilde doen in samenhang met de openingstijden van de zwembaden en met wat er verder leuk (Parijs-Roubaix, mijn lievelingskoers, kijken!) en nodig (donderdag en dinsdag werk, daartussen huishoudelijke klussen en werk aan het boek) was, maar dit werd het:

  • Donderdag: de eerste brick-training van het seizoen: eerst een uur fietsen op de triathlonfiets met langere intervallen net onder FTP, daarna 13 km rustige duurloop, in de stralende polder Schieveen, met kwetterende vogels en alles groen – heerlijk gelopen.
  • Vrijdag: 50′ zwemmen (techniek) en 2u40 rustige duur op de racefiets, lekker zwerfrondje over Putten, langs het Spui en de Bernisse, onder andere genoten van het koolzaad in bloei:

  • Zaterdag: de tweede brick-training van het seizoen: iets langer op de triathlonfiets, met power-intervallen (maximaal omhoog op de macht) in de Beneluxtunnel, op de viaducten van Pernis en de Botlekbrug (de eerste van het seizoen – oef, daar heb ik nog wat werk aan de winkel), daarna 45′ hardlopen met intervallen van 300 of 400 meter.
  • Zondag: paaszwem en paasyoga. Zwemmen: uurtje techniek, met kinderliedjes op de achtergrond want het was tegelijk ook peuter-zwemmen. Yoga: uurtje rekken en strekken met yoga (relatieve hersteldag)
  • Maandag: paasloop en paascore. Eerst de 10 kilometer Paasloop in Numansdorp. Die bepaalde de planning nogal: ik wilde in deze tijd ergens een keer een lekkere tien lopen, en dat kon dus vandaag in Numansdorp, te combineren met een bezoek aan pa, Henks vader die daar woont. Dus dan moest de dag ervoor rustig en met altijd een dag ertussen ‘moesten’ de andere hardlooptrainingen op donderdag en zaterdag, en de dag erna niet meer iets intensiefs. Het was een leuk klein loopje, met inschrijven in een school:

Het lopen zelf ging goed. Het was stralend zonnig weer, maar wel warm, met een droge lucht en ook nog wel een duidelijk voelbaar windje. Het parcours was wel grappig: eerst door de velden van de Hoeksche Waard, een keerpunt in het niks, en op de terugweg nog een extra rondje door het industriegebied. Ik finishte in 54’07, maar het was wel iets te kort. Voor zo’n ’tussendoortje’ prima. Manlief deed ook mee, hij had z’n camera bij zich en zette me dus een paar keer op de foto: voor de start, net voor het keerpunt, op tweederde ongeveer en in m’n eindsprint (let op de mooie bloesems):

En daarna dus op bezoek bij pa:

En nog later 48′ core stability training (ook yoga: kracht en een beetje rekken).

  • Vandaag ben ik op de fiets naar Amsterdam gegaan, waar ik om half 4 moest zijn voor werk. Met een omweg via de bollenvelden,  90 kilometer. Op de Afrika-fiets (want spullen mee), met wat moeie benen van gisteren, en met steeds hardere tegenwind – bij Schiphol was ik dat wel een beetje zat. Er 4u45 over gedaan, mijn langste rit tot nu toe dit seizoen. Het was daarna even haasten om me om te kleden enzo, dus wel wat gedoe, maar al met al was het toch wel erg leuk zo. Ik maak deze blogpost af in de trein terug naar huis.

 

Ik heb alles kunnen doen wat ik had gepland. In totaal was het zo’n 17 uur en drie kwartier, als je alles meetelt, dus ook stadsfiets en yoga. Ik ben nu wel een beetje moe, allround, dat is wel een lekker gevoel. Met ook goed eten, net wat langer slapen, een boel rust toch ook nog en al dat mooie weer waren het heerlijke dagen! 

Terug wennen aan normaal

De laatste weken is mijn werk ineens weer een heel stuk ‘normaler’ geworden, in de zin van: het lijkt weer veel op hoe het ging voor maart 2020. Er blijft nog steeds wel wat online doorgaan, maar de meerderheid is ‘live’. Ik geniet daarvan: van werken met ‘echte’ mensen, van de praatjes tussendoor, van de dynamiek en afwisseling in mijn werkende bestaan. Ik vind het echter ook druk: het reizen, en als ik dan thuiskom, moet ik nog opruimen en afhandelen wat er in de tussentijd is gebeurd.

De afgelopen twee weken had ik daardoor iets wat ik me nog herinnerde van meer dan twee jaar geleden: sport-planningsproblemen. Als ik dan mijn agenda leg op de openingstijden van het zwembad en mijn trainingsschema vergelijk met de beschikbare tijd en mijn dan  verwachte energieniveau, krijg ik het gewoon niet allemaal voor elkaar. Het is ook nog net zo dat ik een beetje wil opschalen omdat het seizoen in zicht komt en ik het fietsen uit de mottenballen wil halen, én dat het nou net wél slecht weer is (en niet zo’n beetje ook).

Dit ken ik wel, het gebeurde sowieso wel eens en dit keer gaf ik mezelf een trapje onder de kont om weer wat strakker agendabeheer te gaan doen (met het oog op die zwemtijden). Komt ook wel weer goed, net deze weken waren ook druk met werk.

Maar ik realiseerde me ook nog iets anders: de afgelopen jaren was het sporten het hoogtepunt van de dag, het uitje, de kans om iets anders te zien dan mijn eigen beeldscherm, lekker naar buiten, eindelijk bewegen. Op een dag als gister was ik al naar Amsterdam geweest, inclusief 2X15′ stadsfiets en twee stukjes lopen. Aan de activiteitenmeter van mijn horloge kan ik zien dat ik op zo’n werkdag veel meer beweeg dan op een beeldschermdag thuis.

Om dan aan het eind van de dag ook nog, zoals op de planning stond, hardlopend naar het zwembad te gaan, daar moest ik me echt even toe zetten. De heenweg was dan ook wat futloos.

De afgelopen twee jaar heb ik me aan het sporten vastgeklampt als manier om nog iets van dynamiek en afwisseling in een verder saai bestaan te hebben. Dat heeft beregoed gewerkt, ik kijk daar met genoegen op terug. Het is ook niet zo dat sport die rol nu helemaal verliest, en dat sport corvee wordt ofzoiets. Zo zwart-wit is het niet. Maar in de hiërarchie van leuke dingen krijgt het wel een iets minder prominente plek. Die het vroeger ook had.

Daar is niks mis mee. Het is alleen even wennen. Wennen aan een normaler bestaan.

 

 

Zwemmen in de sneeuw

Het was al meer dan twee jaar geleden: ‘uit’ zwemmen. Daarmee bedoel ik: ik moet ergens heen, meestal voor werk, en als het uitkomt maak ik van de gelegenheid gebruik om daar in de buurt te gaan zwemmen. Altijd leuk om eens andere tegeltjes te zien. Zo heb ik de afgelopen jaren regelmatig gezwommen in Amsterdam, Utrecht, Nijmegen en Leiden. Maar het was ook al meer dan twee jaar niet het geval, met al dat thuiswerken.

Vrijdag moest ik ’s middags in Amsterdam op de Zuid-as zijn, en toen dacht ik: laat ik eens kijken. Daar niet ver vandaan is het De Mirandabad, waar ik op deze manier wel vaker ben geweest, binnen in het 25-meterbad. Vorig jaar werd dat zwembad wereldberoemd in Nederland om het het eerste en lange tijd het enige was waar je in die eindeloze lockdown kon zwemmen – het was immers buiten, en 50 meter nog ook. Van heinde en verre kwamen de zwemmers erheen. Ik niet, ik vond dat in allerlei opzichten te ver gaan: qua corona-maatregelen toen maar ook qua reizen en tijd. 

Dat buitenbad bleek afgelopen vrijdagochtend open, en toen dacht ik: dan wil ik het wel eens meemaken. Ik bedacht dat een paar dagen van tevoren en had het er even over met Niels, een mede-triatleet van een andere opdrachtgever die daar in de buurt woont met ik vaker over triathlon dan over adviesrapporten praat. ‘Dan ga ik mee,’ zei hij. Leuk! Hij wist ook nog wat praktische zaken.

Het werd nog wel even spannend, want toen werd het winters en ging het sneeuwen. Niet alleen leek dat me bere-koud, maar ook zat ik met een mogelijk vervoerprobleem. Ik zou met de auto immers, want de watertemperatuur noopte tot wetsuit en met ook nog laptop en handouts enzo bij me werd het te veel voor fiets en trein. Ik moest er ook nog voor zorgen een beetje fatsoenlijk bij die opdrachtgever aan te komen, dus dacht na over warme, makkelijk aan te trekken nette kleren.

Uiteindelijk viel het verkeer reuze mee. Dus ik naar Amsterdam, waar de laatste restantjes sneeuw nog zichtbaar waren. Ik kleedde me om in de tent met kacheltje:

Ik trof Niels en we hadden een hele baan voor onszelf alleen. Het was aan de frisse kant, maar goed te doen als we maar bleven bewegen. We hebben nog wat intervalletjes samen gezwommen zelfs, dat ging net als Niels zich inhield en ik me flink inspande – hij is veel sneller dan ik.

Zo kwam ik erachter dat ik wel degelijk sneller ben in wetsuit. Ik had nog nooit in een zwembad in wetsuit gezwommen, en in buitenwater is de afstandsmeting niet zo precies en is er een boel anders wat de snelheid bepaalt. Daardoor had ik het nooit kunnen meten. Ook nu weet ik het niet precies omdat ik niet weet wat het scheelt in een 50 meter bad, maar ik zwom een snelle 100 meter wel frappant makkelijk. Het scheelt niet veel, maar wel wat.

Klein uur gezwommen, toen was het tijd om verder te gaan. Eruit was wel even koud in de ijzige wind, vooral aan handen en voeten. Gelukkig waren er warme douches. Daarna maakte ik nog gauw deze foto:

Als je goed kijkt, zie je daarop stoere bikkels zonder wetsuit! Niels maakte deze foto van me, let op het klontje sneeuw tegen de boom:

(aanvulling 12 april: ook de foto van Niels erbij:)

In de auto, met thermosflesje thee, warmde ik snel genoeg weer op en kon ik ook mijn haar enigszins fatsoeneren. Bij mijn opdrachtgever werden ook mijn voeten weer warm en kreeg ik enorm veel energie. Die kick duurde tot in de avond.

Ik vond het heel erg leuk en voor herhaling vatbaar. Buiten is fijn, 50 meter is lekker zwemmen, zo rustig gaf heerlijk veel ruimte, het voelt stoer, ik kreeg er veel energie van, het was leuk om samen te zwemmen.

Ik vond het alleen wel een ethisch dilemma. Wat een energie moet het kosten om zo’n enorme bak water te verwarmen, voor een handjevol mensen – al was het water net een graadje kouder geworden. Dan nog. Niet fijn voor milieu en klimaat en het sponsort Poetin want het is op gas. Dan ‘moest’ ik ook nog met de auto, waar ik anders voor het OV gekozen zou hebben. Oef. Morgen weer braaf op het fietsje naar een 25-meter-binnenbad. 

 

Project daglicht jaargang 2 √

Met het ingaan van de zomertijd heb ik de tweede jaargang van #projectdaglicht volbracht: in de wintertijd elke dag in het daglicht naar buiten, in totaal minstens zeven uur per week. Het is weer gelukt, ik vond het makkelijker dan vorig jaar. Ik heb daar drie redenen voor bedacht:

  • De corona-omstandigheden waren minder taai. De lockdown duurde maar kort en daarna kwamen uiteindelijk drastische versoepelingen. Als ik alleen al naar het lunchzwemmen kan, is dat 2X10′ stadsfiets-daglicht, en de laatste weken fietste ik zelfs naar het station om naar opdrachtgevers toe te gaan en naar etentjes in Den Haag – dat soort dingen, die vorig jaar onmogelijk waren.
  • Het weer was beter, vooral de laatste weken: de zonnigste maart ooit. Wat was dat lekker, zeg! Ik heb zelfs al royaal buiten gezeten: op terrasjes, en thuis bij de lunch en koffie. Februari was wat taaier, met al die storm en regen, maar daarvoor was het vaak ook prima buitenweer. Hooguit zo grijs dat ik me afvroeg wat ‘daglicht’ eigenlijk was, maar goed.
  • Ik liep langer hard, door te trainen voor een halve marathon, vorig jaar tien kilometer. Die lange duurlopen voegen aardig wat daglicht-uren toe.

Ik heb dus veel minder vaak speciaal een ommetje moeten maken om aan het daglicht van de dag of het totaal aantal uren van de week te komen. Desalniettemin was het wandelen ook weer de moeite waard. Hier zijn een paar wandelfoto’s van de afgelopen tijd.

Reeuwijkse plas, januari, met Bastiaan

Stormschade in Park Zestienhoven na Eunice

Gewoon op het Veerhuiseiland – ben ik minder geweest dan vorig jaar, maar blijft leuk

De Schiedamse ijsvogel, afgelopen vrijdag, ommetje met Arno en Marjon – foto van Marjon

Weer een corona-winter goed doorgekomen dus. Net als vorig jaar voel ik me voor maart goed, beter dan gemiddeld. Beetje hooikoorts, meer dan vorig jaar, dat is het effect van de zachte winter. Nog steeds covidloos, ben ik blij mee. Het is wel duidelijk drukker dan vorig jaar, ik zit al af en toe weer te puzzelen met m’n agenda, dus het werk op de openingstijden van het zwembad leggen enzo. Dat is ook lang geleden! Maar al met al komt wel de betere tijd van het jaar er weer aan, en dat is fijn.

 

Ik sta in Fiets, met een nieuwtje

Fiets Magazine heeft elke maand een rubriek ‘Fietser’ en deze maand sta ik daarin! Dat is sowieso leuk natuurlijk, maar wat er nog extra leuk aan is, is dat ik daarin een nieuwtje aankondig – iets waar ik al jaren op de achtergrond mee bezig ben: als alles goed gaat, verschijnt volgend jaar van mij een boek! Het is bedoeld voor mensen (m/v) die met hart en ziel sporten, merken dat ze een dagje ouder worden, en zich afvragen: hoe blijf ik goed en hoe houd ik het leuk?

Ik ben kort na mijn Ironman begonnen met schrijven – ik zag toevallig onlangs nog dat ik dat hier had aangekondigd. Het boek is een paar keer van opzet veranderd, en een paar jaar geleden in de plooi gevallen van dat over en voor die oudere sporter. En met ook: ik heb tien sporters geïnterviewd of op een andere manier erbij betrokken. Ik heb er ook eigen ervaringen in verwerkt, soms in de vorm van bewerkte stukken van dit blog. Daarnaast heb ik ook praktische en informatieve nieuwe stukken geschreven.

Het interviewen en schrijven was leuk en leerzaam om te doen. Het is zo het boek geworden dat ik zelf graag een jaar of tien geleden had willen lezen. Mijn zoektocht naar informatie toen heeft me onder andere langs opleidingen gevoerd en veel doen lezen en praten – grondstof voor dit boek. Een titel heeft het nog niet, daar ben ik hard over aan het nadenken.

De laatste maanden ben ik vooral bezig geweest met het zoeken naar een uitgever. Die heb ik nu, of althans: een mondeling akkoord, met enthousiasme over en weer – erg leuk. Wordt vervolgd dus!

 

Eindelijk!

Ik vond een zwemloop altijd een nogal masochistische bezigheid: fietsen is immers m’n beste en dierbaarste sport van de drie, en net die doe je dan niet. Ik had ooit eens één kort informeel zwemloopje gedaan in buitenwater op een trainingsdag van de Vrouwentriathlon, dat was toen toch wel leuk.

Al jaren wilde ik een keer toch zoiets masochistisch doen maar dan op een voor mij bijzondere plek: in mijn geboorteplaats. Zwemmen in het mooie Vrijburgbad waar ik sowieso wel eens kom en dan lopen daar in de buurt, net een stukje Vlissingen dat ik niet zo goed ken.

Aan de hand van mijn logboek kan ik nagaan dat ik tussen 2016 en 2019 nooit kon op de dag van de Zwemloop Vlissingen. In 2020 stond ik ingeschreven, maar toen kwam corona ertussen, en ook vorig jaar ging het niet door. Gister was het dan ein-de-lijk zo ver.

Manlief en ik hadden allebei gekozen voor de korte afstand: 500 meter zwemmen, 5 kilometer lopen. Hij zwemt nooit in het zwembad en dus ook niet buiten het openwaterseizoen en verwachtte met z’n schoolslag als laatste uit het water te komen – en dat was ook zo. Ook ik had gezien dat het niveau hoog was, en mijn zwemconditie is nog niet op peil na de zwembadsluiting van deze winter. Verder gaat het wel al heel lekker, maar een kilometer leek me nog een pleuriseind.

Bovendien had ik geen idee van m’n loopvorm, een week na de frustrerende halve marathon. Ik heb in die week veel rust genomen, voelde me tot woensdag vreemd moe, maar sindsdien opgeknapt – voor mijn gevoel heb ik toch echt wat onder de leden gehad ofzoiets.

Er kwam nog bij dat het met Henks vader niet goed gaat: die ligt sinds vrijdag in het ziekenhuis. Henk wilde toch wel mee, maar het werd een bliksembezoek aan Vlissingen: meteen na de finish terug naar Rotterdam voor het bezoekuur.

Dus met wat mitsen en maren aan de start. Leuk om voor het eerst in het seizoen in de weer te zijn met spulletjes klaarleggen voor de wissel, m’n wedstrijd-zwembrilletje op te graven, talkpoeder in m’n loopschoenen te doen, en een badmuts van de organisatie te krijgen. Het gaat weer kriebelen! De startnummers waren overigens medisch geheim, nouja, de doos:

Toen het zwembad in, heel even kunnen inzwemmen. Beetje gek dat de banen gemengd waren – je had je verwachte zwemtijd moeten op moeten geven, en meestal zijn ze dan gesorteerd met ongeveer even snelle zwemmers. De snelste in mijn baan raffelt 500 meter af onder de 7 minuten, zei hij, en inderdaad kwam hij mij na 100 meter al voor het eerst voorbij. Ik leek vooraf de langzaamste te zijn, ik hoopte net boven de 10 minuten uit te komen. Ik heb de rest dus even weg laten stormen en ben toen steady erachteraan gegaan.

Lekker gezwommen verder, nouja, beetje rommelig is het altijd zo, maar iedereen gedroeg zich keurig. Het vloog voorbij. Als ik in het zwembad een interval van 500 meter zwem, vind ik dat lang en saai. Nu was het zó gebeurd. Ik tikte aan in 10-blank, ben ik blij mee, en een fractie voor een baangenote die kennelijk langzamer had gezwommen dan voorspeld. Ik sprintte haar er in het laatste baantje net uit.

Daarna kwam een buitengewoon trage wissel. Eigenlijk moest je in je baan uit het zwembad klimmen over de rand, maar dat zag ik niet zitten: die rand is net te hoog en ik kan mezelf daar misschien wel net uithijsen, maar dat kost veel moeite en bij zoiets blesseer ik makkelijk m’n hypermobiele polsen, is mijn ervaring. Ik zag dat dus niet zitten – meerdere vrouwen in mijn baan niet, trouwens. Ik ben dus naar het trapje gezwommen. Daarvoor moest ik drie banen oversteken en voorrang geven aan de zwemmers die daar nog bezig waren – waaronder Henk.

Vervolgens was ik even aan het klunzen met m’n spullen en m’n schoenen, zo’n typische net-niet-scherp-wissel. Deels zelf gekozen: vanwege de koude wind wilde ik een shirt aan over m’n natte pakje en ik had gekozen voor mijn lekkerste en snelste schoenen, maar daar kom ik met natte voeten niet razendsnel in.

Enfin, toen gaan lopen en dat ging meteen superlekker: straffe bries in de rug, stralende zon, veel zuurstof in de lucht, en erg leuk: meteen een fietspad op waar ik nog nooit geweest was. Ik zei het nog tegen een mede-loper: ik ben in Vlissingen geboren en getogen en ik kom er nog vaak, en toch was ik precies hier nog nooit geweest. Deels is dat omdat dat hele gebied nieuw is. Ik kan me niet herinneren wat er was toen ik opgroeide – niks, denk ik, weilanden. Ik zette het fietspad na de finish op de foto; rechts is het hek van de sportvelden van onder andere organiserende vereniging Dynamica:

Het was een echt Walchers parcours: langs bunkers, met uitzicht op de Lange Jan, we schampten langs Middelburg en de tegenwind werd gebroken door meidoornhagen. Opnieuw vlogen de kilometers voorbij. Ik haalde zowaar een paar andere lopers in – maar werd al heel gauw ingehaald door manlief, die voor zijn doen best goed had gezwommen. Bij het keerpunt stond een fotograaf (dank!):

En hier komt manlief:

Ik liep in 26:13, dat is voor mij gewoon een goeie 5 kilometer, en finishte in 39’24. Voor mijn gevoel ging het gewoon hartstikke goed allemaal, zo anders dan vorige week, en dat is wel erg lekker. Dus, we gingen dik tevreden op de selfie; die bloempot achter ons is de entree van het zwembad:

Ik vond het heel erg leuk om te doen: het heeft iets speels en flitsends. Beetje kneuterig ook: heel kleinschalig, met een stuk of vijftig deelnemers. Niks-niet masochistisch, voor herhaling vatbaar!

 

Herstellen doe je zo

Het is lang geleden dat ik zo’n leuk en goed boek las met sportadvies als Good go go. How to eat, sleep and rest like a champion, van Christie Aschwanden, een tip van Laris van het Triathlonforum.

Toen ik de titel las, dacht  ik even: onee, toch niet zo’n boek dat halleluja roept over het een of andere herstel-wondermiddel waar de auteur financieel belang bij heeft? Nee, juist niet. Helemaal omgekeerd juist: het is een nuchter boek dat alle commerciële prietpraat op de herstelmarkt weerlegt.

Vanaf de eerste bladzijde had het mij te pakken, zowel inhoudelijk als qua schrijfstijl. Het begint namelijk meteen met een ervaring van Aschwanden waarin ze een loop doet bij een micro-brouwerij en dan de verleiding om een biertje te drinken weerstaat, om zich te onderwerpen aan een behandeling in een speciaal herstel-sportcentrum. Ha, een vrouw die van bier houdt!

Vervolgens beschrijft ze haar ervaring in dat speciale herstelcentrum. Dat soort plekken zijn er bij mijn weten in Nederland nog niet. Het zijn een soort sportscholen waar je allerlei dingen kunt doen die je herstel bevorderen: warme en ijskoude baden, diverse soorten massages, vibratie- en compressie-behandelingen en noem maar op. Daar hangt een aardig prijskaartje aan en bovendien kost het veel tijd – meer dan het lopen van de wedstrijd over vijf kilometer waar ze van wilde herstellen. Is het dat waard? Dat is de centrale vraag van het boek.

Het korte antwoord: nee. Nouja, het ligt iets subtieler. Al die herstelmethoden werken wel, tot op zekere hoogte. Die hoogte is vooral die tussen je oren: ze werken omdat ze je een goed gevoel geven, sowieso en ook in de wetenschap dat je echt iets dóet, en omdat ze je helpen ontspannen.

Je goed voelen en ontspannen zijn herstelbevorderende zaken, maar de methoden claimen meestal meer, veel meer zelfs. De meeste fysiologische claims, dus over allerlei dieptewerkingen en zuurstofbevordering en zuivering van je spieren en prestatiebevordering en dergelijke, die zijn dubieus. Soms is het ronduit onzin (dat er van een ijskoude behandeling extra zuurstof in je bloed gaat zitten – dat kan niet, je saturatie is altijd al bijna 100 %), soms is het dubieus (ja, speciaal eiwitpoeder helpt bij het herstel van je spieren – maar dat doet het eiwit in je gewone avondeten ook), en vaak is het gebaseerd op onderzoek dat methodologisch niet deugt.

Hoe makkelijk het is om onderzoek te doen waar wat uitkomt maar wat toch niet klopt, toont Aschwanden in het tweede hoofdstuk zelf aan. Ze houdt dus inderdaad nogal van bier, maar is de alcohol daarin nou slecht voor je herstel of niet? Ze onderzoekt dat zelf, samen met een clubje sportgenoten. Ze gaan een weekend weg, doen daarin dezelfde sportieve dingen, een deel van de groep drinkt gewoon bier en een ander deel alcoholvrij. Wat blijkt? De vrouwen doen het op bier beter – hoera!

Maar als je de onderzoeksmethode beter gaat bekijken, blijft er niets van die conclusie over. Het is geen dubbelblind onderzoek, want de proefpersonen proeven of ze bier met of zonder alcohol voorgezet krijgen. De meetmethode, lopen tot uitputting, is meer een mentaal dingetje dan een fysieke proef. De onderzoeksleider heeft bovendien per ongeluk weggegeven dat ongeveer 20 minuten lopen in die proef de norm is, en dus vinden de proefpersonen het rond die duur wel welletjes geweest. De groep is bovendien heel klein, en daarin vind je makkelijker toevallige positieve resultaten. Als je in de literatuur duikt, blijkt die rol van alcohol helemaal niet zo eenduidig. Nouja, heel grote hoeveelheden ervan zijn niet goed, maar dat kan je ook zelf wel bedenken.

Veel van de claims van herstelbevorderende diensten en producten zijn gebaseerd op dit type rammelend onderzoek – als ze al op onderzoek gebaseerd zijn. Aschwanden loopt er een groot aantal na. Ze doet dat door ze eerst zelf te ervaren, dus ze duikt in ijsbaden en -kamers, zweeft in zout water en probeert supplementen uit. Ze maakt daarbij hilarische dingen mee, zoals dat ze niet meer uit een compressiepanty kan komen net als de buurman aanbelt.

Daarna koppelt ze er onderzoekresultaten aan: een reality check van de claims. Ze gaat na wat de commerciële belangen zijn en hoe reclame werkt. In die reclame spelen topsporters en andere helden een grote rol. Ik had eerder deze week toevallig net gelezen dat Tom Brady zijn carrière nog verlengt toen ik begon aan het hoofdstuk over slaap (7). Daarin staat diezelfde Brady centraal: hij verkoopt speciale herstel-pyjama’s ($ 199,98 per setje) en heeft zijn naam verbonden aan een duur matrassenmerk. Werkt het? Nee.

Dat brengt me op het belangrijkste wat wél werkt: slaap. Gewoon slapen, dus zonder fancy pyjama’s of andere middelen. Nouja, oordopjes misschien, die kunnen zeker helpen. Er is geen beter herstelmiddel dan slapen. Die boodschap is in het boek ook luid en duidelijk.

Een andere belangrijke boodschap is dat je lichaam uit zichzelf prima in staat is om te herstellen, en dat je dus niks bijzonders hoeft te doen daarvoor. Behalve dan ernaar luisteren: het geeft zelf aan wat het nodig heeft. Het sputtert echt al tegen voordat de blessures en de overtraindheid optreden. Als het dorst heeft, wil het drinken – enzovoort.

Veel van de herstelmiddelen en ook van alles wat je aan herstel kunt meten en controleren vervreemdt juist van dat lichaamsgevoel. Ook weer frappant: in het boek las ik voor het eerst het woord orthosomnia, en meteen erna nog een paar keer, want het is deze week in het nieuws. Het is een obsessie met de perfecte slaap, ingegeven door wat slaaptrackers daarover melden.

Het boek eindigt met een vergelijking tussen twee sporters van middelbare leeftijd. De een loopt elke dag en is daarnaast druk bezig met allerlei herstel-dingen: supplementen, speciale voeding, allerlei soorten massages, de ijskamer… het kost hem veel meer tijd dan het lopen zelf. Dat lopen, daarbij heeft hij altijd pijn, al jarenlang: zijn voeten zijn stuk. Hij weet niet waarom hij doorloopt. De andere is een ultraloper die alles op gevoel doet. Na de wedstrijd trek in een cheeseburger? Dan eet ze een cheeseburger – met een biertje erbij. Geen zin om te lopen? Dan slaat ze een dagje over. De GPS heeft ze afgezworen. Ze presteert beter dan ooit.

Aschwandens conclusie over die twee is genuanceerd: ze neigt zelf meer naar de tweede aanpak, maar ze begrijpt ze allebei en ze waardeert de grote aandacht voor zelfzorg van die eerste. Ik zou zelf geneigd zijn daar wat harder in te zijn: jarenlang elke dag lopen terwijl je verrekt van de pijn en geen idee hebben waarom je jezelf dat aanduidt, dat duidt op sportverslaving – wat eigenlijk geen verslaving is, maar een dwangstoornis, en diezelfde dwangmatigheid lijkt mij zichtbaar in dat extreme herstelgedrag. Enige kritiek schemert inderdaad wel door in Aschwandens woorden, maar ze is respectvol genoeg om beide in hun waarde te laten.

Het boek is vlot en met humor geschreven, het is inhoudelijk relevant en goed geïnformeerd, het is kritisch en nuchter. Ik kon het amper wegleggen – het is een dikke aanrader!

 

Terug naar de tekentafel

Ook vandaag kwam er op de halve marathon in Dordrecht in de verste verte niet uit waar ik voor heb getraind. Met een tijd van 2 uur 15 heb ik de halve marathon gemiddeld zo ongeveer op duurlooptempo gelopen, maar dat kwam neer op 15 kilometer net wat harder dan dat en daarna mezelf voortslepen tot de finish – eigenlijk net als de vorige keer, met als verschil dat ik toen nog gezellig met Robin kon keuvelen, en nu was het alleen maar een eenzame martelgang.

Ik was wat meer op gevoel begonnen dan de vorige keer, zo van: ontspanning vinden en een prettig tempo, en dan zie ik wel wat eruit komt. Dat was al vanaf het begin langzamer dan de 5’37 die me tot net onder de 2 uur zou brengen, de tijd waar ik voor heb getraind en die ik op basis van m’n recente 5 en 10 kilometers ongeveer zou moeten kunnen lopen. Maar goed, dan maar iets langzamer, geen ramp. Met een tijd rond de 2 uur zou ik tevreden zijn.

Het bleef lange tijd okee voelen maar ik zag al dat m’n tempo terugzakte en ik kon dat ook wel merken aan het ingehaald worden. Nouja, ook nog goed, als ik het maar zou kunnen volhouden. En ook daaraan kwam rond de 15 kilometer een einde. Toen moest ik gaan wandelen en als ik nog wat kon hardlopen, was dat meer dribbelen.

Wel weer wat verklaring: waar het vorige maand hard woei, was het nu heel warm. De gevoelstemperatuur liep zelfs op tot boven de 20 graden. Ik kan daar best aardig tegen, maar ik ben ook nog niks gewend natuurlijk – vorige week in Gorinchem lag de gevoelstemperatuur in de wind nog rond het vriespunt. Waar ik vooral last van kreeg, was van voetenbrand – een pijnlijke gloeiende rechtervoetzool. Dat heeft zeker een deel van m’n energie opgeslurpt.

Dus ja, omstandigheden. Maar het is ook steeds ongeveer hetzelfde, het gevoel dat ik omschrijf als ‘het gaspedaal niet kunnen vinden’: een soort wegzakken van m’n energie, een futloosheid, die lopen tot iets buitengewoon onaangenaams maakt. Die laatste zes kilometer, die waren alleen maar naar. Het wandelen is dan om even te ontsnappen aan hoe k*t het voelt.

Dat blijft toch bijzonder aan hardlopen met mijn lijf, dat kapotgaan van een totáál andere orde is dan op de fiets. Ik voel me nu ook nog brak: m’n benen doen pijn, ik ben licht misselijk en m’n hoofd voelt katerig. Wat ook wel een beetje van de frustratie en teleurstelling is, maar ook wel iets fysieks.

En nu? Ik heb sinds m’n PR in 2015 vijf halve marathons gelopen (nouja, gestart – twee werden een DNF, zo erg was het dit jaar gelukkig niet), plus nog een stuk of vier in triathlons. Het was elke keer een teleurstelling, op die ene keer na in Bocholt dat ik eigenlijk niet had verwacht te kunnen finishen na blessureleed – dus het werd alleen géén teleurstelling als mijn verwachtingen tot het nulpunt waren gedaald. Een goede halve marathon heb ik al in geen zeven jaar meer gelopen. 

Ik weet dus nu niet hoe het verder moet, hoe ik verder wil. Ik heb de afgelopen maanden bijna steeds heel lekker getraind, dat moet ik vooral niet vergeten. Maar ik krijg geen loon naar werken, het wil er niet uitkomen, en ik weet niet of ik het nog aandurf om te starten in een halve marathon of triathlon. Ik weet niet waar ik de moed vandaan moet halen om er wel in te blijven geloven. Me zo voortslepen als in die laatste kilometers, ik heb geen idee waarvoor ik dat doe, waarom ik dat zou blijven herhalen. 

De frustratie is ook nog extra omdat ik tot half januari een aantal maanden lang het gevoel had dat ik beter liep dan ooit – waarvan m’n PR op de 5 km het bewijs was. Waar is dat heen, waarom is het weg? Wat ik kan bedenken, is dat ik misschien een tijdje een soort uitzonderlijk goede vorm heb gehad. Ik schreef er toen over: dat mijn Hb bijvoorbeeld torenhoog was. Ik schreef dat net op de piek, sindsdien heb ik het bij de maandelijkse plasmadonaties langzaam-maar-zeker zien dalen tot voor mij veel normalere waarden. Mogelijk went mijn lichaam aan niet meer ongesteld zijn? Waar niks mis mee is, maar ik ben dus ook niet meer zo niet kapot te krijgen als toen. Ik heb me misschien rijk gerekend?

Wat ik bij m’n mislukte marathon ook al ervoer: de frustratie is erger omdat ik denk dat ik als hardlooptrainer mezelf beter zou moeten kunnen adviseren. Toen raadde ik mezelf aan om de marathon te vergeten. Moet ik mezelf nu aanraden om ook de halve maar te vergeten? Of moet ik mezelf peptalk geven (zie ook wat ik schreef over die keer in 2015 – toen was het daarvoor ook niet allemaal goed gegaan) – een keer gaat het toch wel meezitten?

Kan ik mezelf nog iets aanraden qua training? Ik heb in elk geval niet te weinig gedaan, was het toch te veel, te zwaar? Kan er nog iets beter met voeding, drinken, die schoenen?

Kortom: ik moet echt terug naar de tekentafel. Me herbezinnen over hoe ik verder wil met hardlopen, en bijvoorbeeld ook over of ik het zie zitten me in te schrijven voor een halve triathlon. Ik lees net het commentaar van Robin onder de post over de DNF uit 2019: ik moet nu sowieso eerst m’n emotionele spaarrekening op sportgebied weer aanvullen. Dat gaat de komende tijd prioriteit hebben. Dit zo opschrijven is er al een stapje in.

Wordt vervolgd dus.

En oja, het was ook wel gezellig en een prima georganiseerde loop, met een mooi parcours trouwens, en dus mooi weer – ik krijg al een bruin hoofd!

Naschrift op zondagochtend: ik heb ondertussen beter naar mijn data gekeken, en wat opvalt is dat mijn hartslag gek hoog is geweest in vergelijking met mijn tempo: al na een kilometer liep die op tot rond mijn omslagpunt, en ja, dat kan ik maar een uur volhouden natuurlijk – al zou ik dan een stuk harder moeten kunnen lopen.
Er was dus ‘iets’ aan de hand – die warmte, de hooikoorts, nog iets anders (nee, geen covid, of althans: ik heb vrijdag nog een zelftest gedaan en geen andere symptomen)? Meestal als ik gaspedaal niet kan vinden, blijft mijn hartslag raar laag. Misschien was het dus ‘gewoon’ een slechte dag? Dat geeft wel weer wat hoop.

 

Procesevaluatie –> halve marathon (2)

Morgen loop ik de tweede halve marathon van dit seizoen. Vier weken geleden was de eerste, die een leuke dag opleverde maar nog niet zo’n geweldige prestatie. Er is in die vier weken veel gebeurd, bijna meer dan in de maanden daarvoor:

  • De oorlog in Oekraïne natuurlijk. Die houdt me zeker bezig, ik vind het afschuwelijk en verder vooral verwarrend. Gelukkig kan ik het ook loslaten, ik heb er geen last van, slaap er niet slecht van ofzoiets, wat ik om me heen wel hoor.
  • Het weer: we zijn een storm of drie verder, waarvan Eunice ingrijpend was en tot stormschade leidde aan ons huis. Op het hoogtepunt vond ik het ook wel even eng. Daarna was het hordelopen over de omgewaaide bomen. En toen… werd het record-zonnig. Dat heb ik opgezogen als een spons; ik knapte daar merkbaar van op. Hier is een foto van het Parkrun-parcours, de day after Eunice, Parkrun afgelast toen; op alle foto’s hieronder is de zon:

 

  • De corona-versoepelingen. Ik ben weer gaan zwemmen, dat is leuk en gaat verrassend lekker. Ik heb in het algemeen ineens weer een leven: ik ga zelfs af en toe de deur uit voor werk en ik doe leuke dingen, variërend van loopjes tot theater, film en borrelen bij een opdrachtgever. Ik geniet daar met volle teugen van, maar heb ook al een paar keer de incubatietijd afgeteld en daarna opgelucht ademgehaald. Nee, nog steeds geen covid gelukkig. Hier zijn foto’s van de twee loopjes:

Kustcross Walcheren: door de blubber in het bos waar ik als kind ook al speelde

Nicole en ik op een medaille-selfie, na de prachtige Vestingloop Gorinchem – ons eerste weer wat grotere evenement

  • Wat dingen met werk en familie, zowel leuke als zorgelijke en sowieso vrij intensief – voor hier houd ik het daarbij, al komt een leuk dingetje hier binnenkort wel langs hopelijk. Ik moest ook nog halsoverkop naar de fietsenmaker omdat mijn Afrika-fiets na een tijdje stilstaan niet meer in beweging was te krijgen – nog niet opgelost overigens. En ik moet zo nog de deur uit voor een werkmiddag op locatie in Amsterdam!
    Dat ik veel aan mijn hoofd heb, is trouwens niet per se slecht voor mijn prestaties – ik heb wel eens wat ‘overfocus’, en dat is nu zeker minder dan vier weken geleden. Dat is misschien juist goed. Al moet ik dat dus eigenlijk ook juist weer niet verwachten, want ik presteer vaak juist het beste op onbevangen momenten.
  • Ik voel me weer beter. Ik heb af en toe een klein vlaagje hooikoorts, maar waar ik toen een beetje dipje leek te hebben, is dat gevoel van vadsigheid weg, zit ik niet meer scheef, herstel ik merkbaar beter en heb ik voor mijn gevoel meer energie. Niet zoals vorig jaar in de zomer, ik zou denken: ertussenin.
    Alle trainingen gingen goed. Ik had een kleine week rust nodig na die vorige poging, deze week was weer voor het taperen, en zo bleef er net iets meer dan één trainingsblokje van twee weken over: ik deed het reguliere programma (zie die vorige post), met zesde training (die Vestingloop van de foto hierboven, een rustige maar leuke 5 kilometer) en een extra lange duurloop. Samen was dat flink pittig: ik had de herstelweek wel nodig. Aan het eind van die extra duurloop liep ik manlief tegen het lijf die deze actiefoto van me maakte:

Voor mijn gevoel ben ik er opnieuw klaar voor en dus misschien net wat beter dan vier weken geleden. De omstandigheden lijken ook gunstiger: minder wind, zacht. Desalniettemin heb ik geen idee of waar ik voor heb getraind, een tijd rond de 2 uur, er morgen wél uit wil komen. Dat is en blijft bij mij de vraag.

Anders dan vier weken geleden heb ik geen privé-haas, maar is het wel een officieel georganiseerde loop. Dus: op naar Dordrecht!