Ik zag gister ergens vanuit mijn ooghoek voorbijkomen dat het de koudste eerste Pinksterdag was in tachtig jaar. Welnu, dat was voor mij te koud voor een fatsoenlijke triathlon. Vooral het zwemmen deed me de das om – bijna letterlijk en dan wel te strak, want mijn luchtwegen knepen dicht. Mijn eerste wedstrijd van dit seizoen werd zo een heuse ‘DNF‘. Net als vorig jaar trouwens: op de 111 van Bilzen rust voor mij geen zegen. Maar ook net als vorig jaar was het zeker niet alleen maar kommer en kwel.
Het water in het Albertkanaal in Bilzen was een dikke 17 graden, dat is voor mij op het randje, weet ik. Ik had vrijdag nog even geprobeerd hier in de Schie achter ons huis, en daar kreeg ik toen die astma-achtige ademhaling die me in koud water vaker parten speelt. Met schoolslag kan ik me dan soms nog wel wat redden, en soms gaat het dan na verloop van tijd wel goed, maar het zwemmen is dan wel een hele worsteling.
Dus ik had er al een beetje hard hoofd in, en net toen wij startten, kwam de ergste bui van de dag over. De luchttemperatuur was toen misschien maar een graaf of 5, en de combinatie van koud water en zulke koude lucht had ik nog nooit eerder meegemaakt – ademhalen lukte bijna helemaal niet meer, ook niet met schoolslag. Ik heb het opgegeven, mijn arm opgestoken en me door het bootje naar de kant laten brengen. Dat was wel een momentje natuurlijk, zoiets is altijd een keuze, maar ik denk nu op zich wel okee: ik ben op dit moment niet bereid om mezelf geweld aan te doen.
Het was daarna even afwachten, maar achter de laatste dame (die pas na 36 minuten aankwam!) mocht ik buiten mededinging toch nog gaan fietsen en lopen. Het fietsen ging redelijk: het woei hard, het bleef koud en naargeestig, en ook daarbij kon ik mezelf niet heel veel pijn doen. Maar ik kon goed eten en drinken en ik kreeg pas op het allerlaatst echt last van de tegenwind. Prima training dus. Ik had gehoopt 30 gemiddeld te rijden, dat is net niet gelukt, maar goed (eindtijd 3u25). Ik heb iets langzamer gereden dan vorig jaar, maar met een gemiddeld veel lagere hartslag en bij hardere wind, dus ik denk dat ik er inderdaad beter voorsta dan toen.
Toen het lopen, en ook dat ging voor geen meter: ik heb 9 van de 10 kilometer opnieuw een soort inspanningsastma gehad. Ik had niet genoeg lucht om normaal te kunnen lopen, en ik heb zelfs stil moeten staan om zo ongeveer m’n longen uit mijn lijf te hoesten, en er meer dan een uur over gedaan. Pas de allerlaatste kilometer ging iets beter.
Dat ken ik nou weer niet van mezelf: hardlopen bij 10 graden moet toch geen probleem zijn? Was het de eerdere kou? Al die uren kou? Restantjes hooikoorts? Ik heb geen idee. Ik krijg inspanningsastma alleen onder extreme omstandigheden, zoals in het hooggebergte, maar het lijkt wel iets toe te nemen. Toch eens met de dokter over hebben? Of gewoon accepteren dat mijn lijf moeite heeft met kou? Ik voelde me wel een beetje een watje, als opgever, en zeker met een echtgenoot die rustig zonder wetsuit zwemt: we zijn in dit opzicht wel tegenpolen!
Al met al denk ik: nouja, goed getraind. Als ik gewoon thuis geweest was, had ik het mentaal heel zwaar gevonden om ene lange koppeltraining af te werken onder die omstandigheden, en nu ging het toch een beetje vanzelf, met de verzorging en de afleiding van de wedstrijd. De overgang van het fietsen naar het lopen ging beter dan drie weken geleden. Ik zat nooit eerder zo ontspannen op de triathlonfiets. Allemaal goeie dingen met het oog op wat nog komt.
Verder was het wel weer een leuk weekendje Bilzen, in dezelfde fijne B&B als vorig jaar. Dit keer vol met triathleten, waaronder Marijke die ik vorig jaar ook al had gesproken, en Melissa, die laatste zwemdame op wie ik had moeten wachten om te mogen gaan fietsen, en voor wie ik respect heb dat zij wel is doorgegaan. 35 minuten zwemmen over een kilometer, piepend en happend naar adem, ik breng dat niet op. Ik denk ook wel: waarom zou ik – de kans dat het zwemwater straks in Vichy koud is, is nihil. En ik hoef dan pas op m’n best te zijn.