Ik heb gister met veel plezier een plannetje uitgevoerd waar ik al jaren mee bezig was. Het begon in 2017 met dit artikel in de krant. Daarvan leerde ik dat het woord ‘fit’ eigenlijk heel vaag is: wat ‘fit’ betekent, bepaal je zelf. Kun je in twintig minuten per week ‘fit’ worden? Dat hangt af van je opvatting van ‘fit’. Dat vind ik als taalkundige interessant: zo’n veelgebruikt woord, zo vaag. Maar als sporter ook. Ik ging er meteen over nadenken wat ‘fit’ voor mij betekent. In elk geval iets anders dan wat je met twintig minuten per week zonder zweten kunt bereiken.
Een paar maanden geleden deed Robin op het triathlonforum een duit in het zakje door het over dit artikel te hebben. We hebben ons daar toen als duursporters over verbaasd: wat een willekeur, en opnieuw niet mijn definitie van ‘fit’.
Voor mij is het helder. Ik ben ‘fit’ als ik, naast functioneren in het dagelijks leven, kan genieten van twee kilometer zwemmen, tien kilometer hardlopen, honderd kilometer fietsen of twintig kilometer wandelen. Dat wil ik in principe (zwembadlockdowns, extreem weer en lange vakanties uitgezonderd) altijd kunnen, zonder er specifiek voor te hoeven trainen.
Dus als iemand vraagt ‘ga je mee morgen…?’ en dan een van die vier dingen noemt, wil ik onbevangen ‘ja, leuk!’ kunnen zeggen, zonder angst voor uitputting, blessures, zadelpijn of blaren. Het mag allemaal rustig – voor snel moet ik wél extra trainen. Daarvoor en voor langer vormen deze vier dingen een mooie basis.
Ik weet niet meer precies wanneer het ging kriebelen om dat voor de gein eens allemaal achter elkaar te doen. Een grote ‘fit’-dag dus. Geen of maar en ertussen. Het plannetje groeide, ik ging nadenken over aantrekkelijke parcoursen en de planning. Gister leek me een geweldig moment: een dag na het klaren van de grote klus. De weergoden werkten mee en zo werd het inderdaad een prachtdag.
Ik ben om negen uur begonnen met het zwemmen van een retourtje Doenbrug in een idyllisch rustige Schie, tussen de futen. Deze foto’s zijn van het zwemparcours, maar dan ’s avonds:
Het leek me fijner om eerst hard te lopen, met nog relatief frisse benen, en daarna pas te fietsen. Dus na douchen en koffie drinken (ook het wisselen mocht rustig) heb ik een rondje Kerkbuurt-Zweth hardgelopen. Me thuis omgekleed en geluncht, en daarna vertrokken voor een rondje Voorne-Putten op de racefiets, een van mijn favoriete routes. Thuis gegeten en daarna samen met manlief een avond-ommetje van tien kilometer gemaakt over de geliefde paden hier in de buurt:
Tien in plaats van twintig vond ik genoeg, vanwege de overlap met het hardlopen. Zo heb ik in totaal wel twintig kilometer gelopen. We waren net voor het donker thuis:
Ik ben er twaalf uur mee bezig geweest, waarvan een kleine 8,5 uur echt sportend. Het ging allemaal makkelijk en lekker, op een stukje fietsen na: in de tegenwind langs het Spui had ik m’n bidons sneller leeg dan verwacht en kreeg ik dorst. Daar is niks en ik had geen zin doolhof Spijkenisse in te gaan. In Hoogvliet heb ik uiteindelijk drinken kunnen kopen. Een tijdlang alleen maar ‘waar is water?’ denken is niet mijn idee van genieten. Maar verder was het allemaal heerlijk en ook makkelijk. Het enige wat echt moe werd, was mijn rug.
Al doende realiseerde ik me ook nog wel wat dingen:
- Ik ben geneigd om bij mijn definitie van ‘fit’ alleen aan de voor de hand liggende sportieve vaardigheden te denken: conditie, kracht, techniek. Maar, zo realiseerde ik me gister, en komen ook een boel cognitieve vaardigheden bij kijken, zoals plannen en organiseren (inclusief het materiaal), navigeren, prikkels verwerken, mezelf motiveren en ‘disciplineren’ (ik moet het wel dóen ook echt natuurlijk). Die horen wel ook bij ‘fit’. En zelfs ook nog wat huishoudelijke vaardigheden, want zo’n dag levert een bult wasgoed op:
- Elk van de vier onderdelen levert een specifieke extra bijdrage aan mijn fitheid, of liever gezegd: gezondheid. Zwemmen voor mijn bovenlijf, hardlopen voor mijn botten, fietsen voor mijn hoofd en wandelen sociaal. Ik wandel wat af met vrienden en vriendinnen, het is daarvoor de meest geschikte sport, dat bleek ook gister. Hier is m’n wandelmaatje, dat ook een grote bijdrage leverde aan de catering (enigszins kippig: Henk is vorige week aan staar geopereerd):
- Op dit moment is de tien kilometer hardlopen eigenlijk relatief het lichtst van de vier onderdelen. Dat komt enerzijds door mijn huidige getraindheid: ik heb veel hardgelopen de afgelopen tijd, zoals de halve marathon en onlangs nog vijftien kilometer in een triathlon. Anderzijds komt het ook doordat in mijn definitie de lat voor hardlopen relatief laag ligt. Afgezet tegen de triathlonafstanden zou dik twintig kilometer in verhouding zijn met het zwemmen en het fietsen. Maar twintig kilometer hardlopen kan ik niet zonder specifieke training. Hardlopen is en blijft mijn ‘minste’ van de drie triathlonsporten. Maar gister was het dus een eitje.
- Ik heb me onderweg nog afgevraagd of er eigenlijk ook een stevige buikspiersessie ofzoiets bij zou moeten op de dag. Want ook ‘fitte’ buik- en corespieren vind ik nodig voor mezelf. Maar nee, concludeerde ik, dat is toch van een andere orde: dat is voorwaardescheppend. Ik doe krachttraining om op termijn nog steeds die vier dingen te kunnen.
Al met al was het een leerzame maar vooral heerlijke dag buitenspelen. Altijd leuk als een plannetje werkelijkheid wordt. Mijn grote-definitie-van-fit-dag: ik heb het eerst uitgeknobbeld en daarna écht gedaan!
Leuk weer 😀, kan ik ook eens gaan doen. Bij mij is het sowieso een halve marathon. De rest weet ik nog niet. 🤔
Ik kan het aanraden, Robin! Ik vond het ook al leuk om over na te denken wat voor mij de afstanden waren. Ik bedoel: het uitvoeren van gister was gaaf, maar de lol was al veel eerder begonnen.
En ja, jij kunt wel meer lopen aan dan ik natuurlijk.
Wat een leuk idee (en goede uitvoering)!