Sinds vorige week heb ik een verkoudheidsvirus te pakken. Het stelde eerst niks voor, maar ergens tussen donderdag en vrijdag ging het los in mijn strottenhoofd waardoor ik mijn stem kwijtraakte en vrijdagmiddag zelfs ietsje koorts kreeg. Ondertussen ben ik aan de beterende hand, maar ik snotter, hoest en proest nog en dat gaat ongetwijfeld nog wel even duren.
Zoals dat altijd gaat, vind ik het best lastig om in de ‘grijszone’ te bepalen of ik kan trainen of niet. Dus dan krijg ik het dilemma van ‘zal ik wel of zal ik niet’. Voorzichtig zijn is goed, rust is noodzakelijk voor herstel, maar te voorzichtig zijn is zinloos, dat leidt alleeen maar tot onnodig conditieverlies – en tot een vrij acuut bewegingsgebrek.
Vorige week begon heel simpel. Ik snotterde weliswaar wat, maar mijn energieniveau was normaal en niets stond trainen dus in de weg. Zo kon ik een unicum noteren: bij mijn weten had ik niet eerder in november in korte broek gefietst. Dinsdag kon het, heen en weer naar een werkafspraak rond lunchtijd in Den Haag. Ik maakte een blote-benen-in-november-selfie:
Woensdagavond voelde ik me voor het eerst wat minder fit dan normaal. M’n duurloop van 13 kilometer was hard aangekomen, dacht ik. Manlief en ik fietsten naar de stad en ik had moeite hem bij te houden, en ik was daarbij wat kortademig ook. In de bioscoop viel ik bijna in slaap, maar dat lag zeker ook aan de atmosfeer in de bioscoop en/of aan de film – een paar rijen voor ons klonk gesnurk.
Donderdag had ik geen tijd om te trainen, wel voor in totaal zo’n twee uur stadsfiets, ook iets amechtig. Dit keer zat daarbij een heen-en-weertje naar Vlaardingen voor Van der Laan en Woe, en die hielden me dan weer probleemloos wakker. Eerder op de dag voelde het wel alsof ik bij het praten met mijn stembanden aan het gewichtheffen was – een raar, zwaar gevoel. Dat baarde me wel zorgen.
Vrijdag ging het in één keer naar ‘ik zal zeker niet’: geen haar op mijn hoofd die aan sporten moest denken. Ik vond naar de supermarkt scharrelen voor honingdrop al een opgave. Nouja, met koorts is sporten sowieso onverstandig. Naar Amsterdam gaan om daar een training te geven zat er ook niet in: ik produceerde alleen maar rasperige geluiden. Gelukkig was ook dat heel duidelijk – blijft lastig, hoor, als eigen baas, werk afzeggen.
Wel grappig trouwens: ik was de hele week niet aan zwemmen toegekomen, en op het moment dat ik vrijdagochtend vroeg mijn werk af-SMS’te (bellen ging niet) en terug kroop in bed, dacht ik dat ik door die vrijgekomen tijd misschien alsnog kon gaan zwemmen. Ik had duidelijk nog niet in de gaten hoe het er werkelijk voor stond in mijn lijf. Zwemmen? No way!
Zaterdag was ook nog duidelijk ‘ik zal niet’. Helaas kostte dat me mijn deelname aan de looptrainersdag – een lange dag op Papendal, nee, dat zat er echt niet in. Jammer, want vorig jaar was dat erg leuk. Een half uurtje wandelen dicht bij huis en wat mooie herfstkleuren zien was lekker maar ook genoeg. Verder hing ik op de bank, onder andere naar rugby en veldrijden kijkend. En ik heb de zaterdagkrant van voor naar achter gelezen.
Gister begon het zalikwel-zalikniet. Uiteindelijk voor ‘wel’ besloten en op de fiets naar de chi-runningcursus gegaan. Dat ging allemaal best, al vond ik het wel heel wat, en het ging gepaard met gehoest, genies, een soms wat pap-achtig gevoel in mijn benen, een heel slome terugtocht op de fiets en het afslaan van een uitnodiging om ook nog even koffie te drinken – met het oog op mijn stem. Maar buiten zijn was lekker, de cursus weer leuk en leerzaam en het deed me goed om mijn van het hoesten en bankhangen stijve ribbenkast uit de kreukels te halen.
Vanmiddag de volgende zalikwel-zalikniet – hardlopen, met vier intervallen van 1 km op halvemarathontempo, de training die eigenlijk ook voor vrijdag gepland stond. Qua luchtwegen zou het wel kunnen, dacht ik, maar ik voelde me licht in mijn hoofd en dat deed me twijfelen. Ik ben gegaan vanwege de herinnering aan hoe lekker ik het gister en eergister vond om buiten te zijn, en aan de eerdere keren verkouden waarvan ik geleerd heb dat ik geneigd ben het dan allemaal onnodig somber in te zien, dus dat het best wel eens mee zou kunnen vallen. En dat deed het: ik heb lekker gelopen. Met wat gesnotter en gerochel en heel slome pauzes tussen de intervallen. Maar het voelde verder goed en sindsdien voel ik me ook weer beter.
Zal ik dan morgen dus gaan zwemmen? Maar dan wil ik wel ’s avonds eigenlijk weg – heb ik daar dan energie genoeg voor? En geef ik mezelf wel voldoende rust om zo gauw mogelijk écht helemaal beter te worden? Dilemma’s, dilemma’s….