Toen we bezig waren met de voorbereiding van onze fietsreis in Afrika, las ik het boek Hoe blijf ik gezond in de tropen. Ik herinner me nog dat ik dat een heel ongepaste titel vond, want het boek bevatte vooral een lange opsomming van allemaal enge ziektes die in je de tropen kunt krijgen.
Toen ik Hart en hormonen. Fit de overgang in (‘Een gezonde start vanaf 40’) las, had ik precies dezelfde ervaring. Fit de overgang in? Het hele boek is één grote opsomming van wat voor ellende je als vrouw allemaal te wachten staat. Alleen al het hoofdstuk over overgangsklachten beslaat bijna 40 van de 167 pagina’s, en dat is nog niet alles, want het hoofdstuk heet de meest voorkomende klachten in de overgang. Dus er zijn er nog meer.
En als het de overgang niet is, dan dreigt er nóg meer: in de andere hoofdstukken gaat het over overlijden aan hart- en vaatziekten, aderverkalking, borstkanker, depressie, stressinfarct, burn-out en botontkalking. Halleluja! Lekker joh – boven de 40 is dus één groot ongezond tranendal?
Nee, gelukkig is er één remedie tegen dit alles, en die luidt: bewegen! Dat moet je dus ook echt gaan doen, vanaf je 40e! Niet dat je veel praktische handvatten krijgt maar dat maakt niet uit: bewegen zul je!
Oja, en ook nog een beetje wat aan stressreductie en voeding doen. En/of medicijnen slikken – relatief veel pagina’s over hormonen zelfs, ten opzichte van alleen maar een paar heel vluchtige en oppervlakkige pagina’tjes over bewegen (een dubbele pagina ‘Workout’, p. 52-53 – leer uit korte tekstjes hoe je jumping jacks, crunches en een plank doet!) en eten.
Maar bewegen, dat moet, hoor, dat is goed voor álles. Gelukkig signaleren de schrijfsters zelf ook dat ze daarover nogal in herhaling vallen (‘Het wordt bijna saai’, p. 80).
Ik word cynisch van zo’n boek. Van alle narigheid én van het simplistische maakbaarheidsidee erachter. Bewegen als panacee voor alles.
Dat is heel persoonlijk ook: als ik het lees, vraag ik me af hoe het in vredesnaam mogelijk is geweest dat ik een nare overgang achter de rug heb, en een hartritmestoornis heb gekregen (over dat laatste niets relevants helaas). Ik beweeg me te pletter, en meedenkend in de lijn van het boek zou dus alle onheil me bespaard hebben moeten blijven. Vooraf heb ik dat ook gedacht.
Ik wist 15 jaar geleden al dat bewegen (en vegetarisch eten) goed waren in de overgang. Ik dacht dus dat ik fluitend door de overgang zou fietsen. Viel dat tegen! Zo simpel is het niet. Het is echt niet zo dat je met bewegen alle gezondheidsproblemen buiten de deur kunt houden. Was het maar waar.
Nou geef ik direct toe dat ik niet tot de doelgroep van dit boek behoor. Ik ben al te oud, met de overgang min-of-meer achter de rug, en ik beweeg al veel. Het boek is duidelijk gericht op niet-actieve vrouwen met een verhoogd risico op leefstijlgerelateerde ziektes.
Ik betwijfel of je die ermee bereikt, met zo’n negatief en bij vlagen moeilijk verhaal. Er is een boel dat vrouwen ervan weerhoudt voor hun gezondheid te zorgen. Alleen maar zeggen ‘je moet het doen want het is goed’ en ze verder de stuipen op het lijf jagen met een boel toekomstig onheil – dat werkt gewoon niet.
En zeker niet met een boek met grafieken erin en een boel moeilijke woorden: LHRH, fluoxetine, tryptofaan, SSRI, MAO-remmer, BRCA 1 en 2, cyklocapron – en een heleboel meer. En zonder persoonlijke verhalen – iets waar vrouwen in de overgang veel behoefte aan hebben, is mijn indruk, voor er- en herkenning.
Voor de wat kritischere lezeressen is het juist weer slordig. Ik schoot bijvoorbeeld in de lach van deze zin (p. 19):
Gemiddeld duurt de overgang twee tot tien jaar.
Met de vragenlijst over het aanbevolen mediterrane dieet (p. 159) heb ik me samen met manlief ook wel vermaakt. We scoorden niet zo hoog, wat eraan lag dat er bijvoorbeeld staat of je ‘iedere dag’ meer dan 200 gram groenten heet – nou nee, gemiddeld royaal meer dan dat, maar het lukt wel eens een dag niet. Op de vraag ‘eet je vaker kip, kalkoen en wild dan varkensvlees, hamburgers, worstjes of rundervlees?’ moeten we nee antwoorden want we eten helemaal geen vlees. Aan de andere kant: we weten niet precies wat een zoete snack is en dus is het makkelijk om ja te antwoorden op de vraag of we er minder dan drie per week eten. De kruidnootjes die Henk graag eet in deze tijd van het jaar vallen er vast niet onder 😉
Dat is een beetje gemiereneuk misschien, en ik weet van mezelf dat ik op dat soort slakjes zout ga leggen als ik me erger aan de hoofdlijn.
Ik betwijfel sowieso of al dat gehamer op ‘je moet sporten voor je gezondheid’ veel effect sorteert. Het is een zeer dominant discours op het moment, omdat er een relatie is tussen leefstijl en een ernstig verloop van covid-19.
Maar zelfs áls het werkt, dan is dit boek niet de weg. Ik vind het perspectief veel te somber. Dat krijg je misschien als artsen zo’n boek schrijven. Die denken in ziektes en problemen, en wat ze te zien krijgen is geen dwarsdoorsnede van de 40+-vrouwen, maar vooral die met ziektes en problemen natuurlijk. Dus dan krijg je een problemenboek. Jammer.
Okee, dan de positieve dingen: het is informatief dus wellicht interessant voor vrouwen die zich beginnen te interesseren in de overgang. Ik pikte er één dingetje uit op dat relevant is voor sporten in de overgang en dat ik nog nooit eerder had gelezen: dat oestrogeen ervoor zorgt dat de vermoeidheidsboodschap van spieren die niet genoeg brandstof krijgen (zoals wanneer koolhydraten opraken in een lange inspanning) later doordringt tot je brein. In de overgang daalt de hoeveelheid oestrogeen – dat is hét kenmerk ervan. Zou het daarom kunnen zijn dat ik in de moeilijke jaren soms al zo’n laag niveau van inspanning zere benen kreeg? Dus me bij veel lagere intensiteit dan normaal al moe voelde? Interessante gedachte!