Dat woord in de titel heb ik vandaag geleerd, dankzij een tweet en een stuk in de NRC. Het is wel waar het om draait, c.q. waarvan op het moment het maximale gevraagd wordt.
Ik vond het de afgelopen weken steeds al spannend of we bij de nieuwe maatregelen nog mochten blijven zwemmen. Ik kon en kan begrijpen dat dat niet meer zou mogen – net zoals in de lockdown van dit voorjaar. Al vond ik het de afgelopen weken steeds al lastig dat er van alles niet meer mag wat volgens mij zo veilig als wat is. Bij zwemmen lijkt het besmettingsrisico me zeer gering – in het theater nog lager overigens, maar dat terzijde.
Al eerder schreef ik dat ik het moeilijk had met de steeds terugkerende dans rond nieuwe maatregelen, maar net deze week niet zo. Toen me maandag duidelijk werd dat sporten in de ogen van het kabinet zo belangrijk is dat sportscholen open mochten blijven, dacht ik: ‘dat zal dan voor zwembaden ook wel gelden’.
Ik vind het hartstikke jammer en echt zo lastig te begrijpen. Je mag dus in muffe sportschoolzaaltjes met een heleboel tegelijk staan te hijgen en met je tengels aan dingen zitten, maar je mag buiten maar met z’n tweeën hardlopen. En niet zwemmen dus.
Ik vind de tegenstrijdigheid en de onbegrijpelijkheid van de corona-maatregelen al maanden moeilijk, zowel in hun uitwerking als in een algemeen gevoel van ’too little, too late’. Maar dit slaat alles. Mijn inconsistentietolerantie wordt op proef gesteld to the max. Ik kan me ook niet voorstellen dat de maatregelen van gister nog veel uit gaan maken.
In de persconferentie heb ik het gister niet gehoord, maar in de media kwam het ook nog eens zo over: sport is een belangrijke lichamelijke en mentale uitlaatklep en daarom blijven sportscholen open.
Alsof sportscholen zo verheffend zijn. Alsof sporten iets is wat je doet in een sportschool. Alsof niet een heleboel Nederlanders lid zijn van sportverenigingen die het nu hartstikke moeilijk hebben. Alsof zwemmen geen sport is – een zwembad is slechts een publieke ruimte.
Alsof het kabinet bepaalt wat mijn uitlaatklep is.
Alsof het niet een heel rare maatschappij is waar de bibliotheken en theaters dicht zijn, maar alle winkels en sportscholen open. We moeten commercieel consumeren kennelijk. Hyperindividualistisch dan ook nog, want in die sportscholen mogen groepslessen dan weer niet.
Fitnessend en consumerend, zo komen we corona wel door. Ofzoiets.
Ik ben niet tegen sportscholen, hoor. Ik gun ze nu hun omzet. Ik ben nog lid, al kom ik er zelf sinds de zomer opnieuw niet meer omdat ik het onder de maatregelen niet leuk meer vond (ingekorte lessen, reserveren, net meer na-babbelen, niet douchen) maar ook omdat ik het niet vertrouwde – ik voelde me er claustrofobisch. Maar voorheen kwam ik er wel, met net genoeg plezier om het te blijven doen, en naar die tijd verlang ik terug.
Mij is in die jaren in de kleedkamer echter wel opgevallen dat het voor veel andere vrouwen nou niet bepaald een ‘uitlaatklep’ is. Eerder het verplichte nummer waar ze zich tegen heug en meug heenslepen omwille van het verbranden van wat calorieën. Omdat ze ‘moeten’ bewegen en dan in vredesnaam maar daar.
Dat geldt natuurlijk niet voor iedereen, en ik gun iedereen z’n lolletje. Ik had het mijne echter ook graag behouden.
En het gaat niet alleen om mijzelf. Ik heb al diverse geluiden gehoord van sporters die vanwege fysieke problemen alleen maar kunnen zwemmen. Voor hen is het nog veel erger. Net zoals er aan al die andere inconsistenties voor mensen zeer pijnlijke kanten zitten.
Laten we hopen dat het echt maar voor twee weken is.